Survival of the fittest
Dit is in de natuur hoe het gaat, de sterkste – of de dieren die zich het beste hebben aangepast- overleven.
Neem een gnoe op de savanne in Afrika; Deze moet hard kunnen rennen om roofdieren voor te blijven. Of ze moeten zo intelligent zijn dat ze roofdieren en hun soortgenoten te slim af zijn. Voor alle hardlopers geldt dat het beenwerk sterk moet zijn om de enorme krachten die erop komen te staan, in snelheid te kunnen omzetten. Als ze hier aan voldoen moet het voortplantingssysteem ook goed werken; goed vruchtbaar, makkelijke bevalling, goed uier met goede melk.
Vervolgens moeten ze ook nog aantrekkelijk zijn voor soortgenoten. Ze moeten goed kunnen vechten, een mooie lange manenkam hebben, goede beharing in keelstreek (zodat als er dan toch een leeuw een poging doet, hij slecht kan inschatten waar het strottenhoofd zit).
En zijn ze er dan? Nee, ze moeten ook 2 x per jaar een rivier over, waarbij ze goed moeten kunnen zwemmen en de krokodillen moeten zien te omzeilen.
Vervolgens worden ze ook nog eens lastiggevallen door allerlei insecten en parasieten, die de meest akelige ziektes met zich meebrengen. Dieren met een goed of aangepast immuunapparaat zullen hier eerder overleven.
En als ze dan ook nog over goede zintuigen beschikken, om gevaar te zien of te horen, en de regen te ruiken, dan zullen ze op het goede moment op de groen geworden savanne verschijnen.
Kortom: de dieren die op al deze vlakken hoog scoren, zijn de overlevers.
Ik hoor u nu denken, we dwalen erg ver af van onze kalveren……en daar zit gelijk mijn punt.
Wij mensen schatten ons zelf in als erg intelligent, en zie wat we bereiken, koeien die veel melk geven, paarden die hoogspringen, varkens met veel biggen, kippen met flinke daggroei en honden in alle vormen en maten.
In tegenstelling tot survival of the fittest in de natuur, focussen wij op 1 of enkele eigenschappen, met het fokken van deze eigenschappen, kan helaas onbedoeld wat anders meekomen (mooi voorbeeld zijn veel rashonden, die uiterlijk geheel aan de rasstandaard voldoen, maar wel een aantal rastypische aandoeningen hebben).
Een ander probleem is inteelt, dieren met de “goede” eigenschappen kunnen wel eens nauw verwant zijn, kruising levert extra verbetering van die bepaalde eigenschap, maar mogelijk ook een minder sterk dier.
In de kalverhouderij krijgen we de dieren die binnen de melkveehouderij niet nuttig zijn.
- Allereerst stierkalveren. Ook humaan is inmiddels aangetoond dat vrouwen sterker zijn dan mannen, wat betreft immuunapparaat. Dit zien we vaak bij de kalveren terug.
- Meestal betreft het melktypische kalveren. Naast dat deze dieren niet uitblinken in het aanmaken van spiermassa, blijken ze het vaak ook minder te doen wat betreft gezondheid. Dit vooral in vergelijking met hun “kruisling” soortgenoten. Deze dieren zijn vaak kruising tussen een melktypische koe en een vleestypische stier. En wat blijkt, door verbreden van de genenpool, krijg je een sterker dier.
- Meestal kalveren met herkomst uit melktypische landen in Europa (NL, DE, BE, LU).
Ook hier zien we dat kalveren uit landen, waar meer natuurlijk overlevingsinstinct nodig is, het beter doen.
Kunnen we dan iets met deze wetenschap?
Nee en ja.
Nee, want de kalveren die in onze kalverhouderij worden aangeleverd zijn hier vaak niet speciaal voor gefokt (dit in tegenstelling tot kippen en varkens), we moeten het dus doen met wat we krijgen.
Ja, want door goed te kijken naar wat we binnen krijgen kunnen we ook al beter inschatten waar we op moeten letten.
Dieren die dichter bij de natuur staan zullen ook minder snel laten blijken dat er iets mis is, zo voorkomen ze dat ze bij een roofdier in het vizier komen.
Zo kan een zwartbont stierkalf met een snotneus al redelijk ziek overkomen, terwijl een kruisling kalf met longontsteking net doet of er niets aan de hand is.
Als we snel een stal door lopen, of we maken veel/onbekend geluid, zullen de meeste dieren opspringen en maken dat ze wegkomen, zo ogen ze misschien gezond, terwijl je met rustig lopen merkt, dat er meerdere dieren met de kop languit gaan liggen, een aantal dieren na het opstaan niet lekker uitrekt, kalveren na het opstaan met hun kop gaan schudden.
Het ene koppel zal je dus ook nauwkeuriger moeten bekijken dan het andere.
Daarbij wordt het gedrag ook door de omgeving beïnvloed. Als er vanaf de gang gevoerd wordt, en we komen alleen in de hokken om zieke dieren te behandelen, dan leren de dieren dat mensen in het hok meestal een negatieve ervaring geeft.
Worden kalveren veel gesorteerd, dan kunnen ze de aanwezigheid van mensen in het hok als positief ervaren en dus ook de rust hebben om te blijven liggen als ze ziek zijn.
Dus krijg je nieuwe kalveren, schat de dieren naar soort en gedrag in. Leer ze kennen op de rustige momenten (een paar uur na het voeren vertellen ze meer dan tijdens de voeding, op de ernstig zieke dieren na). Houd er rekening mee dat de dieren naar uw bedrijf verplaatst zijn en op het moment van binnenkomst door de stresshormonen gezonder overkomen dan ze in werkelijkheid zijn.
Bij twijfel over de gezondheid, pak de thermometer. Levert dat geen uitsluitsel, overleg met uw dierenarts.