F2447789-3359-49C8-BA40-E2C2EB8B5592

Nieuwsbrief augustus 2016: Salmonella

Een enkele keer worden we op de praktijk geconfronteerd met een uitbraak van salmonellose. Salmonellose wordt veroorzaakt door één van de vele salmonellabacteriën. Er bestaan ongeveer 2500 verschillende soorten die onderverdeeld worden in verschillende serogroepen. In de kalverhouderij zijn 2 serogroepen van belang: serogroep D (waaronder Salmonella Dublin) en serogroep B (waaronder Salmonella Typhimurium).

Uit een prevelantiestudie van de GD in 2014 en 2015 bleek dat 9.5% van de niet-melkleverende bedrijven in Nederland dieren had met afweerstoffen tegen Salmonella species. Het aantal salmonella-isolaten op vleeskalverbedrijven is vanaf 2012 sterk toegenomen, in vrijwel alle provincies werden serogroep B infecties aangetoond op vleeskalverbedrijven. De verspreiding van serogroep D infecties over de provincies nam in dezelfde jaren eveneens toe.

Kalveren krijgen de bacterie via de bek binnen door middel van opname van secreta en excreta (bijvoorbeeld bloed en mest). Uitzonderlijk kan de bacterie ook opgenomen worden via de navel. De bacteriën nestelen zich in het maagdarmkanaal van het kalf, waar ze voor ontstekingen van de darmcellen zorgen. Vanuit het maagdarmkanaal kunnen de bacteriën zich via de lymfe- en bloedbaan verspreiden door het lichaam. Indien dit snel genoeg gaat kan een kalf acuut sterven, nog voordat er andere symptomen optreden. Meestal verloopt de infectie trager en zien we kalveren in het koppel met de volgende symptomen:

  • Koorts
  • Depressie
  • Gedaalde eetlust
  • Uitdroging
  • Diarree met bijmening van slijm of bloed (voornamelijk Salmonella typhimurium)
  • Aandoening van de luchtwegen (voornamelijk bij Salmonella dublin)
  • Slechte reactie op ingestelde therapie

Besmette kalveren scheiden gedurende enkele weken miljoenen salmonellabacteriën uit via de mest. Kalveren die herstellen van een infectie met salmonella kunnen in sommige gevallen de bacterie bij zich blijven dragen en deze continu of af en toe uitscheiden. Zo ontstaan de zogenaamde actieve respectievelijk latente dragers. Latente dragers zullen, als de weerstand van het kalf daalt weer salmonella gaan uitscheiden. Het is dan ook van belang om de weerstand van deze kalveren na infectie op peil te houden. Denk hierbij aan:

  • Controle en optimalisatie van het stalklimaat
  • Extra vitamine en mineralen bijvoeren in de start en bij ziekte
  • Controle en optimalisatie van de voeding
  • Correct ijzerbeleid
  • Snel ingrijpen bij ziekte
  • Isolatie van zieke kalveren. Let op dat je bij een verdenking van salmonellose zieke kalveren niet verplaatst binnen het koppel, dit om verspreiding binnen het gehele koppel te voorkomen.
  • Geeft ieder kalf een eigen speen

Naast de aanvoer van besmette kalveren kan de besmetting een bedrijf ook binnenkomen via bezoekers, ongedierte, transportmiddelen, werktuigen, gereedschap of instrumenten. Ook met mest bevuild water, voer en melk kunnen in uitzonderlijke gevallen een bron van infectie zijn. De salmonellabacterie kan buiten een kalf jaren in leven blijven als de omstandigheden goed zijn. (vochtige omgeving en afgeschermd van direct zonlicht)

Op bedrijven met een klinische uitbraak van Salmonellose kan de infectie ook overgaan op de veehouder en zijn gezinsleden. De meest frequente klachten hierbij zijn diarree en koorts. Om dit te voorkomen dient men ten alle tijden rekening te houden met het volgende:

  • Strikte bedrijfshygiëne (ga zelf ook door de hygiënesluis, zeker indien er ander rundvee op het bedrijf aanwezig is.)
  • Niet eten en drinken tussen de kalveren
  • Geen kleine kinderen op stal
  • Ongediertebestrijding
  • Geen mest uitrijden op percelen waar voer voor runderen verbouwd wordt.
  • Geen materialen tussen bedrijven uitwisselen.
  • Stal grondig reinigen en desinfecteren (zie: Nieuwsbrief Januari 2016).

Bronnen:

  • GD
  • Salmonellosis in Cattle ( S. Peek)

Aanmelden voor de nieuwsbrief?